Ma-vrij van 8 tot 21 uur. Za tot 17 uur

Schouderluxatie

Anterieure dislocatie, posterieure dislocatie, inferieure dislocatie, subluxatie van het schoudergewricht, uit de kom gaan van het schoudergewricht


Wat betekent "schouder uit de kom"?

Een schouder uit de kom ofwel een schouderluxatie is een traumatische sportblessure die gekarakteriseerd wordt door het scheuren van het bindweefsel (ligamenten en gewrichtskapsel) rondom het schoudergewricht met als gevolg verplaatsing van het bovenarmbot uit de kom.

Het schoudergewricht bestaat uit een bol (kop van de bovenarm) en een kom (het schouderblad). Rondom de bol en de kom bevindt zich sterk bindweefsel: het gewrichtskapsel. Dit gewrichtskapsel zorgt samen met de omliggende ligamenten (banden) en de rotator cuff spieren (spieren die over het schoudergewricht lopen) voor stevigheid en dus stabiliteit.

Wanneer men bepaalde bewegingen maakt met de arm werken er trekkrachten op het kapsel van het schoudergewricht. Wanneer deze belasting te hoog of overmatig plaatsvindt, kan dit resulteren in het scheuren van het bindweefsel. Dit leidt tot een 'instabiel gewricht' waarbij de bewegelijkheid van het bovenarmbot toeneemt. Wanneer de belasting te groot is, kan de arm uit de kom bewegen. Dit wordt een gedisloceerde schouder genoemd.

Het komt vaak voor bij contactsporten. Bij sporten zoals rugby, voetbal, skiën, snowboarden, en basketbal is dit een relatief veel voorkomende blessure.

Wat zijn de tekens & symptomen?

Het ontstaat gewoonlijk wanneer men een beweging maakt waarbij het bovenarmbot geforceerd uit de kom wordt geduwd. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer men valt op een uitgestrekte arm. De beweging waarbij de schouder het meeste risico loopt, is een gecombineerde beweging van de arm zijwaarts naar boven (abductie) en de handpalm excessief naar boven/buiten (exorotatie). Dit is vaak gecombineerd met een kracht direct op het schoudergewricht. Het resultaat hiervan is meestal een anterieure schouderdislocatie (= de bovenarm is naar voren uit de kom bewogen). Andere schouderbewegingen, houdingen of krachten van buitenaf kunnen resulteren in een inferieure (= naar beneden) of posterieure (= naar achter) dislocatie van het schoudergewricht, al komen deze minder vaak voor.

Wanneer men een blessuregeschiedenis heeft van eerdere schouderdislocatie of (hevige) schouderinstabiliteit kan de schouder gemakkelijker disloceren. In dit geval kan bijvoorbeeld het omdraaien in bed al een gedisloceerde schouder veroorzaken.

Personen met een schouderluxatie ervaren een plotse hevige pijn op het moment dat de schouder uit de kom gaat. De pijn is vaak zo intens dat de activiteit niet kan worden afgemaakt en de arm beschermend tegen het lichaam wordt gehouden. De pijn is meestal gelokaliseerd in de schouderregio en kan soms uitstralen naar de arm of zelfs tintelingen geven in de hand. Wanneer na het incident de twee schouders met elkaar vergeleken worden, kan men duidelijk verschil zien.

Nadat de schouderluxatie wordt 'teruggezet' (relocatie), kan de schouder zwak en pijnlijk aanvoelen. Deze klachten nemen tijdens de revalidatie af. Echter, in sommige gevallen kan een bepaalde houding of beweging van de arm instabiel aanvoelen. Deze beweging bevat vaak een gecombineerde beweging van de arm zijwaarts naar boven (abductie) en de handpalm naar boven/buiten (exorotatie).

De diagnose kan worden gesteld door een fysiotherapeut of een arts. Een RX-scan kan in sommige gevallen nodig zijn om een botbreuk uit te sluiten. Verder onderzoek zoals een CT-scan, ultrasound of MRI-scan kan nodig zijn om de diagnose te bevestigen en schade aan andere structuren uit te sluiten.

Hoe wordt het behandeld?

De meeste personen met deze blessure genezen goed met adequate fysiotherapie en zijn binnen weken tot maanden terug op hun oorspronkelijke (activiteiten)niveau. Het grootste gevolg van een gedisloceerde schouder is een vergroot risico om opnieuw de schouder te disloceren of te subluxeren (=gedeeltelijke dislocatie). Indien men last heeft van herhaalde subluxaties of dislocaties kan chirurgische interventie nodig zijn. Deze chirurgische interventie zal worden opgevolgd door een intensief revalidatieprogramma. Wanneer er naast de schouderluxatie of -dislocatie schade is aan zenuwen, kraakbeen of bot zal de revalidatie langer duren. De fysiotherapeut analyseert welke factoren bijdragen aan het ontwikkelen van de blessure en zal deze met behulp van oefentherapie corrigeren.

Tijdens de fysiotherapeutische sessie kunnen verschillende behandelstrategieën worden aangeboden waarbij oefentherapie de basis zal zijn. De oefentherapie is gericht op het versterken van de schouderstabilisatoren (rotator cuff spieren), het schouderblad (scapula) en de houdingsspieren. Dit heeft als doel de schouderstabiliteit te verhogen zodat toekomstige dislocaties voorkomen worden. Bijkomende handelingen kunnen zijn: weke delen massage, stretchen, gewrichtsmobilisaties, manipulatie (manuele therapie), aanpassen van activiteiten, biomechanische correctie, medical taping, easy taping, etc. De fysiotherapeut werkt gecombineerd 'hands-on' en geeft advies en sturing in welke oefeningen het beste zijn voor de patiënt. Hierin is de samenwerking tussen de fysiotherapeut en de patiënt erg belangrijk. De klachten die tijdens activiteiten optreden, dienen niet genegeerd te worden. Samen met de fysiotherapeut zal een opbouwend behandeltraject worden opgesteld.